Toen we vorig jaar zomer begonnen met trainen hebben we heel wat routes hier in Värmland gelopen. Iedere keer dat we routes aan het plannen waren hielden we er extra rekening mee dat er wel veel hoogteverschillen in de route moesten zitten.
Reden voor trainen met veel hoogte verschillen is dat tijdens de Appalachian Trail (AT) het "berg op berg af" een vrijwel dagelijkse routine zal zijn. Ik heb gelezen dat we gedurende de hele AT een hoogteverschil gaan lopen gelijk aan het ongeveer 16 keer beklimmen van de Mount Everest. We moeten dus zorgen dat vooral onze voeten, benen en natuurlijk conditie hierop voorbereid zijn.
Nu is berg op berg af hier in de omgeving niet zo'n probleem. Behalve natuurlijk wanneer het winter is. Kleine bospaden kunnen we al snel vergeten zodra er meer dan 15 cm sneeuw gevallen is. We moeten dan uitwijken naar de gravel-wegen waar zo nu en dan een sneeuwschuiver, trekker of soms nog een auto doorheen komt.
In de sporen van die voertuigen kunnen we dan nog wel een beetje lopen en dit systeem gaat goed totdat het een keer dooit, vervolgens weer vriest en dan sneeuwt. Je krijgt dan een laag ijs onder de sneeuw en dan wordt het echt te gevaarlijk om door trainen. De enige optie die dan nog overblijft is door te gaan op asfalt. Tenminste als we dan nog schoon asfalt kunnen vinden.
Om ons een beetje te wapenen tegen de gladheid gebruiken we 's winters wel wandelschoenen met spikes in de zolen. Zodoende hebben we in ieder geval nog wat grip.